05-04-2021

In haar uitspraak van 31 maart 2021 heeft de rechtbank Limburg prejudiciƫle vragen gesteld aan de Hoge Raad over diverse vraagstukken met betrekking tot Corona en Huur. Het betreft een kwestie tussen Heineken en haar verhuurder. Heineken heeft zich op het standpunt gesteld recht te hebben op huurprijsvermindering als gevolg van de door de overheid getroffen maatregelen in verband met de coronacrisis.

De lijn in de rechtspraak is momenteel dat de huurder in beginsel recht heeft op huurprijsvermindering(omdat ofwel sprake is van een gebrek ofwel sprake is van onvoorziene omstandigheden) mits de huurder het omzetverlies kan aantonen en rekening gehouden wordt met overige omstandigheden zoals de tegemoetkomingen die de huurder heeft ontvangen vanuit de overheid (met name de TVL).

Nu vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld kan er meer duidelijkheid ontstaan over de uitspraken tot op dit moment.

De vragen:

1. Dient de als gevolg van de coronacrisis van overheidswege opgelegde sluiting van de horeca beschouwd te worden als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW?

2. Zo ja, aan de hand van welke criteria moet dan de mate van huurprijsvermindering worden beoordeeld?

3. (Of) vormt de beperking in het gebruik van het gehuurde een onvoorziene omstandigheid die tot huurprijsvermindering kan leiden?

4. Zo ja, welke omstandigheden van het geval wegen mee bij het bepalen of verdelen van de schade?